Nieuwsbrief NR 5 / 10 januari 2020
Belangrijke data
13-24 januari cito-toetsperiode
21 januari MR-vergadering
27 januari studiedag, alle leerlingen vrij
30 en 31 januari onderwijsstaking, 5mw is dicht deze dagen
1 februari wissel dagen -zonder-ouders-naar binnen (vanaf nu dinsdag en donderdag)
NB De belangrijkste data zijn ook te vinden op de website en in de app.
Nieuwjaarsgroet
Gezellig bij elkaar met oliebollen, appelflappen, bier en wijn. Je voelt de spanning opkomen bij het naderen van de laatste minuten van 2019. Het nieuwe jaar zit er aan te komen en iedereen staat enthousiast af te tellen tot 2020. Bij het slaan van de klok schreeuwen we vaak in volle borst; gelukkig nieuwjaar!
Alle medewerkers van de 5mw wensen u een gezond en vrolijk 2020!
Montessori-visie
In het kader van de komende transitie besteden we in de nieuwsbrieven dit schooljaar geregeld aandacht aan diverse aspecten van de Montessori-visie. In deze Nieuwsbrief is het thema eigen wil & vrije werkkeuze
Opvang van de leerlingen
Beginnen op een nieuwe school, in een nieuwe klas, hoe gaat dat? Wanneer gebeurt het? Geeft het moeilijkheden? Al die vragen verwijzen naar problemen die samenhangen met de opvang van nieuwe leerlingen en moeilijkheden bij het overgaan.
Zoals al eerder opgemerkt, dient het onderwijs aan te sluiten bij de leerlingen. Dit betekent dat een leerling zich snel thuis moet voelen op een nieuwe school of in een nieuwe klas.
Volgens Montessori is het noodzakelijk dat kinderen zich spontaan kunnen uiten en in hun uitingsdrang niet belemmerd worden door hun omgeving. Alleen dan kunnen ze hun behoeften kenbaar maken. Deze gedragingen zijn voor de onderwijsgevenden aanwijzingen voor de soort hulp die zij moet geven.
Vanuit dit idee formuleerde Maria Montessori een aantal voorwaarden die aan de omgeving, inclusief de onderwijsgevende, gesteld moeten worden om kinderen in de gelegenheid te stellen zich onbelemmerd te ontwikkelen.
Een Montessori-groep is aangepast aan de behoeften van de leerlingen; het is een omgeving waar zij zich thuis voelen, zo behoort het althans te zijn. Dit wordt veroorzaakt door verschillende factoren.
Een leerling die begint op school of overstapt van onderbouw (OB) naar middenbouw (MB) of van MB naar bovenbouw (BB) komt in een groep waar het merendeel van de leerlingen vertrouwd is met de gang van zaken. Een nieuweling ziet dus van de medeleerlingen hoe het in de klas toe gaat. Bovendien helpen die medeleerlingen graag. Bij de overgang naar een midden- of bovenbouw (her)kennen de kinderen veelal ouderejaars die in voorgaande jaren jaren groepsgenoten zijn geweest. De inrichting van de lokalen van de drie bouwen (OB, MB, BB) zijn gelijksoortig, wat herkenning en vertrouwen vergroot. Het meubilair is aangepast aan hun lichaamsgrootte. Leerlingen pakken zelf het materiaal waarmee ze aan het werk willen.
Veel materiaal dat in de leeromgeving aanwezig is, is de leerlingen al bekend. Zo vinden kleuters bijvoorbeeld veel huishoudelijk materiaal dat hen bekend is van thuis. In de bovenbouw vinden de leerlingen ook materiaal dat hen bekend is van de onderbouw, bijvoorbeeld de binomische en trinomische kubus. Naast veel vertrouwds vinden de leerlingen genoeg nieuwe dingen die uitdagen tot onderzoek. De leerlingen krijgen dus zin om te werken.
Hebben de kinderen hulp nodig van de onderwijsgevende, dan ervaren zij dat die zich richt naar hun belangstelling en rekening houdt met hun eigen aard en ontwikkelingsniveau. In alle groepen wordt gewerkt vanuit dezelfde pedagogische en didactische principes. De leerling hoeft dus niet telkens ‘om te schakelen’. Bovendien bieden we leerlingen die overstappen van bouw of starten in een OB-groep gelegenheid om er een kijkje te nemen..
Zonder volledigheid te pretenderen staan hieronder factoren die een rol spelen bij de opvang van de leerlingen.
1 Leerlingen worden geconfronteerd met een omgeving die aangepast is aan hun belangstelling en ontwikkelingsbehoeften.
2 Leerlingen worden geconfronteerd met een in bedrijf zijnde groep waar zij de gang van zaken kunnen overnemen naar het juiste voorbeeld van ouderejaars.
3 Leerlingen treffen naast bekende zaken ook veel nieuwe materialen.
4 Leerlingen worden geconfronteerd met een onderwijsgevende die inspeelt op hun ontwikkelingsbehoefte.
Vrije keuze
Het beginsel van de vrije keuze houdt onder meer in dat het kind de gelegenheid heeft zelf te kiezen waarmee het gat werken. Dit is gecompliceerder dan het in eerste instantie lijkt. Immers, de veronderstelling die aan dit beginsel ten grondslag ligt, is dat het kind moet weten wat het wil. Het ‘weten’ en ‘willen’ lichten we er even uit.
Het dagelijks leven vormt feitelijk een aaneenschakeling van telkens weer besluiten nemen (bijvoorbeeld: Welke trui trek ik aan? Wat eet ik vandaag?) Dit betekent dat men steeds beslissingen moet nemen en dus ook moet weten wat men wil. Hierom acht Montessori het zeer gewenst dat al van jongs af kinderen zich oefenen in het maken van keuzes. Om te kunnen kiezen is kennis noodzakelijk en moeten er reële alternatieven zijn om vrij te kunnen kiezen. Montessori’s aanname is dat mensen die kennis van zaken missen, bij hun keuze afhankelijk zijn van adviezen van anderen. Het doen van een keuze vereist dan men weet wat men wil. Met het oog op de zelfstandigheidsontwikkeling van de kinderen moeten zij hun wil kunnen oefenen. Montessori schrijft:
Onze kleintjes werken aan de bouw van eigen wil, wanneer zij door het proces van zelfopvoeding een samenstel van innerlijke werkzaamheden, van oordeel, van vergelijkingen in gang zetten, en op deze wijze ordelijk en helder via hun verstandelijke aanwinsten verkrijgen; dit soort kennis stelt de kinderen in staat eigen besluiten te nemen en maakt hen onafhankelijk van andermans invloed; zij kunnen dan besluiten in iedere handeling van hun dagelijks leven, zij beslissen of zij iets zullen nemen of niet nemen.
Het voorgaande in aanmerking genomen, spreekt het vanzelf dat Montessori het verwerpelijk vindt als kinderen nooit gelegenheid krijgen zelf te beslissen en de onderwijsgevende of andere opvoeders alles voor hen doet.
Veel gedragsuitingen (bijvoorbeeld apathie, verlegenheid, luiheid, impulsiviteit) kunnen het gevolg zijn van de hulp van volwassenen. Volgens Montessori kunnen leerlingen deze belemmeringen te boven komen door ‘vrije bezigheid’. Door aandachtig en geconcentreerd bezig te zijn treedt ‘normalisatie’ op.
Met nadruk verklaart Montessori: dat een groot aantal gebreken van het kind reacties zijn, wanneer diepe levensbehoeften onbevredigd blijven in een omgeving die geen rekening met hen houdt. Hierin ligt vaak het begin van de geestelijke onevenwichtigheden en zielsziekten, die immers bijna de hele lijdende en ongelukkige mensheid teisteren.
Toen het ‘normalisatie-verschijnsel’ optrad, ontdekte ze dat bepaalde eigenschappen naar voren komen, wanneer het kind een periode van ernstige arbeid binnentreedt; andere oppervlakkige eigenschappen treden dan terug en verdwijnen.
Hiermee wijst zij op het verdwijnen van eerder ontstane eigenaardigheden van kinderen en het naar voren komen van ‘normale’ eigenschappen. Dit proces noemt Montessori ‘normalisatie’. Het kind kan zich niet ‘normaliseren’ indien het niet in staat wordt gesteld de onafhankelijkheid te verwerven die in een bepaalde ontwikkelingsfase binnen zijn bereik ligt. Dit is de fundamentele voorwaarde voor het genezen van psychische afwijkingen en complexen en voor het leren met belangstelling en geestdrift.
Kinderen die niet ‘genormaliseerd’ zijn, dus kinderen die op de een of andere wijze lastig gedrag vertonen, kunnen door werk genormaliseerd worden. Werk dat de aandacht van kinderen oproept, werkt bevrijdend, doet hen de belemmerende banden van hun omgeving vergeten. Het verschijnsel waarbij kinderen zeer aandachtig op hun werk zijn geconcentreerd, noemt Montessori ‘polarisatie van de aandacht’.
Kinderen die geboeid worden, vergeten zichzelf en de tijd. Dit kan alleen ontstaan als zij zich zonder dwang van een volwassene aan de voorwerpen kunnen overgeven. Kinderen ontwikkelen zich door het geconcentreerd bezig zijn op zichzelf. De aard van de bezigheid is in dit verband niet ter zake.
Dat vrije keuze belangrijk is omdat kinderen dan werk kiezen dat hen interesseert, is in het voorgaande geïllustreerd. Montessori acht het geconcentreerd bezig zijn zelfs noodzakelijk om kinderen te helpen in bepaalde mate van gedragsproblemen te bevrijden.
Onderwijsgevenden kunnen kinderen met gedragsproblemen dan ook het beste steunen in hun ontwikkeling door ze werk te bieden dat hun interesse oproept. Begrijpelijk is dan haar standpunt dat reeds jonge kinderen gelegenheid moeten hebben hun werk zelf te kiezen. Door de gerichte aanpak op school en thuis leren kinderen steeds beter zelf hun keuze te bepalen en te weten wat ze willen.
Afgezien van de natuurlijke behoefte van kinderen hun bezigheden te kiezen (belangrijk in verband met hun wilsontwikkeling), wordt de onderwijsgevende door die vrije keuze van de kinderen geïnformeerd omtrent de ontwikkelingsbehoefte van elk individueel kind. Weliswaar doorloopt elk kind een aantal ontwikkelingsfasen maar geen gids, geen onderwijzer zou de verborgen behoeften van elke leerling kunnen raden noch den tijd die een ieder tot rijpwording nodig heeft; maar indien men het kind vrijlaat, wordt ons dit alles, aan de hand van de natuur, ontsluierd.
Door de bezigheden die kinderen kiezen en de manier waarop zij bezig zijn, geven kinderen te kennen welke bezigheden noodzakelijk zijn voor hun ontwikkeling. Uiteraard is het nodig dat kinderen de zelfstandigheid hebben om vrij hun keuze te doen in een ‘sturende omgeving’. Montessori zegt: De vrije keuze van de arbeid gaf uiting en beantwoordde aan de diepe behoefte van elk kind.
De arbeid, het werk waar Montessori op doelt, is werk dat de interesse van de kinderen heeft. Zij worden er niet moe van, integendeel, zij raken geïnspireerd tot verdere werkzaamheid. Zo stelt Montessori dat dwang in het onderwijs geheel niet noodzakelijk is omdat kinderen graag werken en met verrassende intensiteit. Kinderen die op deze wijze bezig zijn geweest, voelen zich voldaan en tevreden.
Toepassing van het beginsel van de vrije keuze impliceert de aanwezigheid van materiaal waaruit kinderen kunnen kiezen om mee te werken. Montessori gebruikte hiertoe materiaal dat ze ontwikkelde en zo nodig veranderde, nadat ze kinderen die met dit materiaal bezig waren, had geobserveerd. Ze maakte gebruik van het materiaal dat ontworpen is door Itard en Seguin. Verder profiteerde zij bij haar werk van de vondst van een andere tak van onderzoek, nl de experimentele psychologie, die in Duitsland, vooral door toedoen van Wundt en fechner, een grote vlucht had genomen en in Frankrijk een geniale voortzetter had gevonden in Binet, bekend om zijn intelligentie-tests.
Wil de vrije keuze zinvol zijn, dan moet volgens Montessori, behalve aan de reeds genoemde kennis waarop de keuze gebaseerd dient te zijn, nog aan een andere voorwaarde worden voldaan.
Alleen de vrijheid, om met willekeurige voorwerpen te werken en ze zonder inmenging van de volwassene te hanteren, kan de persoonlijkheid van de mens niet bij zijn ontwikkeling helpen.
Er ontbreekt nog een belangrijke factor. Aan de werkzaamheid van het kind moet namelijk nog een stijgende verovering van onafhankelijkheid ten grondslag liggen. Ze bestaat niet in ‘doen wat je wilt’ of in fantastische spelen met een of ander voorwerp, maar in het besef, zelf iets tot stand te brengen, en zonder hulp van anderen een nuttige, belangrijke handeling te kunnen verrichten. Zelf eigen vraagstukken te kunnen oplossen en een moeilijk doel met eigen inspanning te kunnen bereiken.
Verder merkt Montessori op: geloof me, de pogingen van de zg. moderne opvoeding, die er eenvoudig naar streeft de kinderen te bevrijden van vermeende onderdrukking, zijn niet op de goede weg. De leerlingen laten doen wat zij willen, hen te vermaken met lichte bezigheden en bijna terug te voeren naar een leven in de natuurstaat, is noch juist, noch voldoende.
De kerngedachte die in beide citaten besloten ligt, is dat het kind door zijn bezigheden constructief aan zijn ontwikkeling bezig is, met andere woorden: het komt verder in zijn verovering van zelfstandigheid. Het kind aan zijn lot overlaten is zeker niet de bedoeling van Montessori, integendeel. Zo zegt zij: Ook is het van wezenlijk belang voor de spontane ontwikkeling van de kinderen, dat zij bij de volwassene werkelijk leiding en hulp vinden.
De steun van onderwijsgevenden is voor kinderen dus onontbeerlijk bij hun werk. Niet alle kinderen zijn in staat doelbewust een keuze te maken. Montessori schrijft: Vrije keuze is een hoge activiteit; alleen het kind dat voelt wat hij nodig heeft voor zijn oefening en verdere ontwikkeling van het innerlijk leven, kan waarlijk vrij kiezen. Men kan niet van vrije keuze spreken wanneer elk aanwezig voorwerp het kind in gelijke mate aanspreekt. dit kind zal, bij gebrek aan de leidinggevende wilskracht, alle dingen nalopen, en zonder einde van het ene voorwerp naar het andere gaan. Het is belangrijk dat de leidster dit verschijnsel weet te onderkennen.
De onderwijsgevende kan dus aan het onrustige gedrag van het kind dat zij aandacht afwisselend laat trekken door het ene en dan weer door het andere voorwerp zien, dat het kind nog niet zelfstandig een keuze kan maken. de onderwijsgevende zal hulp moeten bieden door bijvoorbeeld de keuzemogelijkheden te beperken. het kind kiest dan toch zelf en dit is van belang want, zegt Montessori: Het blijkt dat het vermogen om vrij te kiezen sterker wordt door de oefening.
In de praktijk blijkt dat veel kinderen datgene kiezen wat zij kennen, uit dat wat de onderwijsgevende heeft aangeboden. Hiermee treden onderwijsgevenden dus sturend op. Het is overigens de bedoeling dat kinderen pas de vrije keuze wordt gelaten als zij het materiaalgebruik kennen.
Door de vrije keuze worden kinderen vaak geconfronteerd met elkaar. Wegens de beperkte aanwezigheid van een bepaald type materiaal eist dit van de kinderen een aantal sociale vaardigheden want Montessori acht het beslist niet de bedoeling dat de onderwijsgevende problemen voor hen oplost.
Zoals al eerder werd uiteengezet, stelt elke ontwikkelingsfase haar eigen eisen. Kinderen op oudere leeftijd zouden geleerd moeten hebben, verantwoordelijkheid te dragen voor eigen werk.
Zorg voor de omgeving
Toen ik ze gadesloeg, merkte ik dat zij graag zelf verschillende voorwerpen weg wilden brengen en ik liet hen begaan. Daardoor begon een nieuw soort leven voor hen: dingetjes netjes opbergen, rommel die ontstaan is opruimen, werd een boeiende bezigheid voor hen.
Dit citaat heeft betrekking op observaties van kleuters door Montessori. Tegenwoordig ziet men dit nog steeds ook op onze school. Het is een gewoonte dat kinderen zelf datgene wat ze gebruikt hebben opbergen en zelf het lokaal, vaak ook de gang of de hal in orde houden. we noemen dit taakjes.
Van jongs af aan worden kinderen hiermee vertrouwd gemaakt. De ‘oefeningen van het dagelijks leven’, zoals kleedjes oprollen, de vloer vegen, afstoffen en stoelen netjes zetten, staan kinderen ten dienste om de omgeving ordelijk te houden. Kleuters voeren deze handelingen uit als doel op zichzelf.
Ik leerde hun de handen wassen; toen merkte ik dat de kinderen wanneer hun handen schoon waren toch met wassen doorgingen.
Zij herhaalden en herhaalden telkens weer, zonder dat er een reden of doel voor was. Een innerlijke behoefte drong hen altijd weer de schone handen nog een ste wassen. datzelfde gebeurde ook bij de verschillende andere gelegenheden; hoe nauwkeuriger in alle kleinigheden een oefening werd geleerd, hoe meer het hun een behoefte was die oneindig te herhalen.
Dit ‘oneindig herhalen’ zag Montessori talloze malen bij diverse bezigheden van jonge kinderen. Het herhalen van de oefening acht Montessori daarom zo belangrijk, omdat kinderen zich hierdoor ontwikkelen; zij komen tot nieuwe inzichten. Het kind wordt ergens heftig door geboeid en laat niet meer los, het wil de oefening (in dit geval de ordening van de handeling) leren beheersen.
Wie voortdurend in aanraking is met deze kinderen merkt, dat er in de activiteit, die hen voert tot het wel geslaagd bereiken van allerhande praktische doeleinden, een speciaal geheim schuilt, dit is de preciesheid, de nauwkeurigheid waarmee de handelingen worden verricht. Het praktische doel van water inschenken, een glas vullen, interesseert veel minder dan het in te schenken zonder de karaf de rand van het glas te raken en zonderd elaatste druppel op het tafellaken te morsen. Het handenwassen is een veel aantrekkelijker bezigheid, wanneer men zich precies moet herinneren, waar het zeepje behoort te worden neergelegd en waar de handdoek moet worden opgehangen.
Kinderen worden door het uitvoeren van allerlei oefeningen uit het dagelijks leven steeds handiger. Hun motoriek verfijnt zich. De aandacht van kinderen wordt in dit stadium in hoge mate geboeid door planning, de opeenvolging van de verschillende onderdelen van de handeling. Elk onderdeel moet het kind leren beheersen en achtereenvolgens uitvoeren.
De oefeningen van het dagelijks leven zijn daarom zo geschikt, omdat zij zich door hun aard uitstekend lenen voor herhaling. Zij komen in het dagelijks leven herhaalde malen voor.
Montessori ziet in deze herhaling van allerlei oefeningen uit het dagelijks leven nog een andere functie. Zij noemt het een ‘psychische gymnastiek, die later (bijv. bij wiskunde) zijn uitwerking heeft. Juist de fijne bewegingen voeren kinderen op jonge leeftijd zo intensief uit.
Met het uitvoeren van deze dagelijkse oefeningen leren kinderen aandacht schenken aan hun omgeving. Zij raken eraan gewend hun tafel te wassen en verantwoordelijk te zijn voor de orde en netheid van hun omgeving.
De herhaling die kenmerkend is voor peuters en kleuters verdwijnt langzamerhand. De functie van dergelijke oefeningen verandert ook. Kinderen die de diverse handelingen goed kunnen uitvoeren, zijn in staat ze toe te passen wanneer ze dat willen. Dit is weer een geheel nieuwe taak.
Op school waar veel kinderen zijn is het nodig een regeling te maken, zodat ieder zijn beurt krijgt van al de verschillende huishoudelijke plichten, wij noemen dit taakjes op onze school.
Op onze school ruimen kinderen zelf datgene wat ze gepakt en gebruikt hebben op. Ze dragen zelf de verantwoordelijkheid voor de orde en netheid in hun omgeving. Kleuters verrichten met plezier allerlei huishoudelijke werkjes, zoals tafels wassen.
Een dagelijkse taak is het verzorgen van een plant voor ieder kind. Kinderen onderhouden ook hun eigen schooltuin.
Tevredenheidsonderzoeken ouders en bovenbouwleerlingen
De ouderenquête is voor de kerstvakantie naar u gemaild. De uitslag van de enquête, verwachten we binnenkort. We zullen de uitkomsten uiteraard met u delen.
De enquête voor de kinderen uit de groepen 7-8 zijn blijkbaar op vreemde wijze zonder de URL verzonden. Dit probleem wordt zo spoedig mogelijk opgelost zodat ook de kinderen uit deze groepen thuis via de URL de enquête alsnog kunnen invullen.
Inloggen 5mw-app
Het heeft even geduurd, maar als het goed is kan iedereen nu inloggen op de app. Dat is de eerste stap naar het gebruik van communicatie via de app. Maar zoals al eerder vermeld zal eerst groep 1-2F daarmee pionieren.
Heeft u al eens eerder proberen in te loggen en lukte dit toen niet? Probeer het nu nog eens, het zou nu wel moeten lukken.
Wissel dagen alleen naar binnen (groep 3-8)
Vanaf 1 februari wisselen we, zoals eerder gezegd, de dagen dat alle leerlingen van groep 3 tot en met 8 ‘s morgens alleen, dus zonder ouders, naar binnen gaan. Vanaf die week gaan alle leerlingen dus op dinsdag en donderdag allen naar binnen. De ouders van kleuters kunnen wel mee naar binnen; zij brengen hun kind tot aan de klassendeur. We merken dat sommige kleuters met een oudere broer of zus het best stoer vinden om ook eens alleen te gaan als de andere dat ook doen. Wij juichen deze zelfstandigheid toe.
Zieken en (geen) vervanging op 5mw
Tussen de herfst- en kerstvakantie telden we 73 dagen dat teamleden ziek of anderszins afwezig waren (verhuizing, doktersbezoek etc). We hebben de opvang als volgt geregeld:
Eén dag viel er een een ouder in (bevoegd Montessori-leerkracht en als zodanig werkzaam op een andere Montessorischool.)
Zeven keer verving iemand van Lukida (de creatieve invalpoule voor kunstzinnige projecten)
Vier keer kregen we een vervangende leerkracht via de Amsterdamse invalpoule De Brede Selectie
Zeven dagen verzochten we een groep thuis te blijven (zes keer een groep 7-8, een keer een groep 5-6)
Alle andere dagen hebben we dus óf een interne vervanger geregeld door een parttimer te vragen een extra dag te werken of door te schuiven met taken (bijvoorbeeld ondersteuner voor de groep) of een handige ruil met gymtijd óf…. we hebben een klas opgedeeld.
Voorlichtingsavond stichting meeleefgezin
In de vorige nieuwsbrief meldden we kort iets over de stichting meeleefgezin. Bijgesloten vindt u een flyer met informatie over de voorlichtingsavond op 30 januari.
Introductie nieuwe schoolverpleegkundige Naomi de Valk
Beste ouders en leerkrachten van 5mw, Allereerst nog de beste wensen voor het nieuwe jaar!
Per 1 januari 2020 ben ik als jeugdverpleegkundige gestart op jullie locatie. Per schooljaar zal ik voor gezondheidsonderzoek de 5- en 10-jarige leerlingen zien. Deze schoolonderzoeken zullen plaatsvinden op de Pontanusstraat, de locatie van Ouder- en Kindteam Watergraafsmeer. Voor overleg met leerkrachten zal ik zo nu en dan ook op school te zien zijn.
Mochten u vragen of zorgen hebben over uw kind of leerling, neem dan contact op met mij. Mijn werkdagen zijn: woensdag, donderdag en vrijdag. Ik ben bereikbaar per telefoon: (06) 38 16 72 25 en per mail: ndvalk@ggd.amsterdam.nl.
Tot ziens!
Naomi de Valk, jeugdverpleegkundige 0-12
TSO
Per 1 februari wijzigt de dagelijkse leiding van de TSO (in handen van KCWA) op school. De coördinatoren zijn dan Renz Koning (06 15 16 56 90) en Sara Hefni (06 39 08 78 92 ). Zij zijn aanspreekpunt voor vragen rond de tussenschoolse opvang. In ieder geval een van hen is dagelijks zijn vanaf circa 11.15 tot 13.15 uur op school te bereiken
Bokshandschoen & onderbroeken & groene kaplaarzen (maat 40!)
Er valt weer veel moois uit te zoeken bij de gevonden voorwerpen. We telden wel zeven paar gymschoenen en een kleurrijk scala aan trommels en bekers. Maar ook: een Gap camouflage-bodywarmer (Gap!), een regenbroek maat 156, sjaals en wanten/handschoenen (veel!), allerhande gym-attributen. Kom en zoek uit bij de gevonden voorwerpen op Hs (hal begane grond bij trappenhuis) of Cs (eerste verdieping, eerste hal, zwarte mand).